Skip links

Is het complotdenken in opkomst?

de Volkskrant | achtergrond

In 2019 verspreidde toenmalig president Donald Trump de ene complottheorie na de andere. Voor de Volkskrant zocht ik uit: neemt het complotdenken toe?

De vlammen sloegen nog niet uit het dak van de Notre-Dame of de eerste samenzweringstheorieën gingen rond. Het was kwade opzet, kijk maar naar die man op het dak – het bleek een torentje. Of nee, het was islamitische oorlogsvoering, wat deed die man anders in de brandende kerk? Gewoon een brandweerman.

Dat de Amerikaanse president niet opkijkt van een complot meer of minder, was al bekend. Zo hield hij vol dat Obama niet in de Verenigde Staten geboren was en dat de vader van politiek tegenstander Ted Cruz achter de moord zat op John F. Kennedy. Ondertussen laten ook bekende Nederlanders van zich horen. Zo beweren acteurs als Jeroen van Koningsbrugge en George van Houts in de media dat 9/11 een ‘inside job’ van de Amerikaanse overheid was.

Complotdenken werd lang geassocieerd met zonderlinge figuren op zolderkamers, maar inmiddels rijst de vraag: groeit het aantal complotdenkers? Of waren ze er altijd al, maar weten ze nu pas prominente podia te vinden?

‘Complotdenkers worden niet jaarlijks geturfd zoals dat met kerkgangers gebeurt’, zegt Stef Aupers, hoogleraar mediacultuur aan de Universiteit van Leuven, die onderzoek deed naar netwerken van complotdenkers in Nederland. ‘We hebben geen cijfers over een reeks jaren, dus of het aantal toe- of afneemt, is moeilijk te zeggen.’

Cijfers heeft ook collega-complotonderzoeker Jan-Willem van Prooijen bij de VU niet. ‘Het is verleidelijk om te denken dat het aantal complotdenkers groeit, nu er een populistische golf door de wereld gaat’, zegt hij. ‘Ja, er is meer op internet te vinden. En ja, verhalen verspreiden zich sneller. Maar dat mensen meer flauwekul op internet zetten, wil niet zeggen dat meer mensen erin geloven. In de jaren tachtig geloofde 80 procent van de Amerikanen dat de moord op JFK deel uitmaakt van een complot. Táchtig procent.’ Wat Van Prooijen maar wil zeggen: dat was pas mainstream.

Beeld: Astrid Anna van Rooij voor de Volkskrant